1. MWB
  2. Werkwoord vervoegen
  3. speed

Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

EN: to speed    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Gerund
speeding

Present simple (ott)
I speed
you speed
he speeds
we speed
you speed
they speed

Present perfect (vtt)
I have sped; speeded
you have sped; speeded
he has sped; speeded
we have sped; speeded
you have sped; speeded
they have sped; speeded

Past Simple (ovt)
I sped; speeded
you sped; speeded
he sped; speeded
we sped; speeded
you sped; speeded
they sped; speeded

Past perfect (vvt)
I had sped; speeded
you had sped; speeded
he had sped; speeded
we had sped; speeded
you had sped; speeded
they had sped; speeded

Present future (ottt)
I will speed
you will speed
he will speed
we will speed
you will speed
they will speed

Present future perfect (vttt)
I will have sped; speeded
you will have sped; speeded
he will have sped; speeded
we will have sped; speeded
you will have sped; speeded
they will have sped; speeded

Past future (ovtt)
I would speed
you would speed
he would speed
we would speed
you would speed
they would speed

Past future perfect (vvtt)
I would have sped; speeded
you would have sped; speeded
he would have sped; speeded
we would have sped; speeded
you would have sped; speeded
they would have sped; speeded


Voorbeelden

  1. Speed up, speed up!
    Sneller, sneller!
  2. Speed.
    Snelheid.
  3. speed
    snelheid
  4. Full speed or half speed?
    Volle of halve kracht?
  5. air speed
    luchtsnelheid
  6. flap speed
    klepbewegingssnelheid
  7. landing speed
    daalsnelheid/landingssnelheid
  8. air speed
    snelheid ten opzichte van de lucht
  9. flying speed
    vliegsnelheid
  10. Conveyer speed
    Transportsnelheid

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden



Vaakst vervoegd

Hier zie je een overzicht van de 30 vaakst vervoegde werkwoorden voor de vijf talen die we op mijnwoordenboek gebruiken.

Nederlandse werkwoorden

willen verdienen worden zijn vinden bedoelen kunnen houden hebben meten vermelden vertellen varen gelden beantwoorden zeggen bestellen begeleiden updaten reizen bereiden leiden plannen gaan verwijderen stelen bidden besteden denken bellen

Franse werkwoorden

être avoir aller faire pouvoir vouloir venir devoir voir prendre savoir partir connaître recevoir dire mettre finir lire boire choisir envoyer sortir falloir dormir écrire appeler croire manger devenir vivre

Duitse werkwoorden

sein werden haben können mögen gehen wollen müssen essen finden sehen stressen lesen dürfen fahren misten sollen kommen nehmen tun machen geben sprechen lassen helfen laufen arbeiten wohnen schlafen halten

Spaanse werkwoorden

ser sentir tener hacer ver teñir ir estar servir haber poder mentir querer dar fuir saber decir hablar salir empezar volver comer seguir vivir gustar pedir encontrar grillarse latir pensar llamar conocer preferir jugar llegar

Engelse werkwoorden

send read be have spend choose go lead mean hear teach lie think see quit can do build meet take say get run fall fair buy put eat lay make learn wear begin barbecue will give find want know drink work write try