NL: speculeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gespeculeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik speculeer jij speculeert hij speculeert wij speculeren jullie speculeren zij speculeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespeculeerd jij hebt gespeculeerd hij heeft gespeculeerd wij hebben gespeculeerd jullie hebben gespeculeerd zij hebben gespeculeerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik speculeerde jij speculeerde hij speculeerde wij speculeerden jullie speculeerden zij speculeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespeculeerd jij had gespeculeerd hij had gespeculeerd wij hadden gespeculeerd jullie hadden gespeculeerd zij hadden gespeculeerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal speculeren jij zult speculeren hij zal speculeren wij zullen speculeren jullie zullen speculeren zij zullen speculeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespeculeerd hebben jij zult gespeculeerd hebben hij zal gespeculeerd hebben wij zullen gespeculeerd hebben jullie zullen gespeculeerd hebben zij zullen gespeculeerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou speculeren jij zou speculeren hij zou speculeren wij zouden speculeren jullie zouden speculeren zij zouden speculeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespeculeerd hebben jij zou gespeculeerd hebben hij zou gespeculeerd hebben wij zouden gespeculeerd hebben jullie zouden gespeculeerd hebben zij zouden gespeculeerd hebben
|
Gebiedende wijs |
speculeer
|
Aanvoegende wijs |
speculere |