NL: spawnen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gespawnd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik spawn jij spawnt hij spawnt wij spawnen jullie spawnen zij spawnen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gespawnd jij hebt gespawnd hij heeft gespawnd wij hebben gespawnd jullie hebben gespawnd zij hebben gespawnd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik spawnde jij spawnde hij spawnde wij spawnden jullie spawnden zij spawnden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gespawnd jij had gespawnd hij had gespawnd wij hadden gespawnd jullie hadden gespawnd zij hadden gespawnd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal spawnen jij zult spawnen hij zal spawnen wij zullen spawnen jullie zullen spawnen zij zullen spawnen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gespawnd hebben jij zult gespawnd hebben hij zal gespawnd hebben wij zullen gespawnd hebben jullie zullen gespawnd hebben zij zullen gespawnd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou spawnen jij zou spawnen hij zou spawnen wij zouden spawnen jullie zouden spawnen zij zouden spawnen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gespawnd hebben jij zou gespawnd hebben hij zou gespawnd hebben wij zouden gespawnd hebben jullie zouden gespawnd hebben zij zouden gespawnd hebben
|
| Gebiedende wijs |
spawn
|
| Aanvoegende wijs |
| spawne |