Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: spartelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesparteld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spartel
jij spartelt
hij spartelt
wij spartelen
jullie spartelen
zij spartelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesparteld
jij hebt gesparteld
hij heeft gesparteld
wij hebben gesparteld
jullie hebben gesparteld
zij hebben gesparteld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spartelde
jij spartelde
hij spartelde
wij spartelden
jullie spartelden
zij spartelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesparteld
jij had gesparteld
hij had gesparteld
wij hadden gesparteld
jullie hadden gesparteld
zij hadden gesparteld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal spartelen
jij zult spartelen
hij zal spartelen
wij zullen spartelen
jullie zullen spartelen
zij zullen spartelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesparteld hebben
jij zult gesparteld hebben
hij zal gesparteld hebben
wij zullen gesparteld hebben
jullie zullen gesparteld hebben
zij zullen gesparteld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou spartelen
jij zou spartelen
hij zou spartelen
wij zouden spartelen
jullie zouden spartelen
zij zouden spartelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesparteld hebben
jij zou gesparteld hebben
hij zou gesparteld hebben
wij zouden gesparteld hebben
jullie zouden gesparteld hebben
zij zouden gesparteld hebben

Gebiedende wijs
spartel

Aanvoegende wijs
spartele

Voorbeelden

  1. Spartel zo veel je wil, Homer.
    Get all the debates you want, Homer.
  2. Kale, waarom spartel je zo tegen?
    Hey bald man, why would you struggle?
  3. Spartel maar niet tegen, ik heb jouw nek.
    Don 't bother struggling, I 've got your scruff.
  4. Je wilt hem alleen maar laten spartelen.
    You 're just wanting to make him squeal.
  5. Jouw kleine benen spartelen heen en weer.
    Your little legs are just kicking all over the place there.
  6. Alan, je laat de vis te lang spartelen.
    Alan, you hook a fish and play it too long.
  7. Als we door vanavond spartelen, zal alles tof worden.
    After we get through tonight, everything will be cool.
  8. Hier, je kan het nog zien spartelen in een plasje bloed.
    Look, you can see it squirming in a puddle of blood.
  9. Dus, wat er nu gebeurt is dat we Gillian Calderwood zien spartelen.
    Well, what happens next is that we watch Gillian Calderwood wriggle.
  10. Hij zal wel spartelen en me bedreigen... maar uiteindelijk zal hij me betalen.
    He will probably struggle and threaten me... but eventually he will pay me.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden