Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

DE: sparen
NL: sparen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gespaard

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik spaar
jij spaart
hij spaart
wij sparen
jullie sparen
zij sparen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gespaard
jij hebt gespaard
hij heeft gespaard
wij hebben gespaard
jullie hebben gespaard
zij hebben gespaard

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik spaarde
jij spaarde
hij spaarde
wij spaarden
jullie spaarden
zij spaarden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gespaard
jij had gespaard
hij had gespaard
wij hadden gespaard
jullie hadden gespaard
zij hadden gespaard

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal sparen
jij zult sparen
hij zal sparen
wij zullen sparen
jullie zullen sparen
zij zullen sparen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gespaard hebben
jij zult gespaard hebben
hij zal gespaard hebben
wij zullen gespaard hebben
jullie zullen gespaard hebben
zij zullen gespaard hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou sparen
jij zou sparen
hij zou sparen
wij zouden sparen
jullie zouden sparen
zij zouden sparen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gespaard hebben
jij zou gespaard hebben
hij zou gespaard hebben
wij zouden gespaard hebben
jullie zouden gespaard hebben
zij zouden gespaard hebben

Gebiedende wijs
spaar

Aanvoegende wijs
spare

Voorbeelden

  1. Spaar ons alstublieft, spaar ons.
    Please spare us, spare us...
  2. Spaar me, alstublieft!
    Spare me, please!
  3. Spaar uw kwartje.
    Sir? Save your quarter.
  4. Spaar uw krachten.
    Save your strength.
  5. Spaar de gevangenen.
    Spare the captives!
  6. Spaar je krachten.
    Save your strength
  7. Spaar uw krachten.
    Save your energy.
  8. Spaar je munitie!
    Save your ammunition!
  9. Spaar onschuldige mensenlevens.
    At least avoid killing innocent people.
  10. Spaar je krachten.
    Just save your strength.


DE: sparen    Vertaal    Voorbeelden    Synoniemen
Partizip Perfekt & Präsens
gespart
sparend

Indikativ Präsens
ich spare
du sparst
er spart
wir sparen
ihr spart
sie; Sie sparen

Indikativ Perfekt
ich habe gespart
du hast gespart
er hat gespart
wir haben gespart
ihr habt gespart
sie; Sie haben gespart

Indikativ Präteritum
ich sparte
du spartest
er sparte
wir sparten
ihr spartet
sie; Sie sparten

Indikativ Plusquamperfekt
ich hatte gespart
du hattest gespart
er hatte gespart
wir hatten gespart
ihr hattet gespart
sie; Sie hatten gespart

Indikativ Futur I
ich werde sparen
du wirst sparen
er wird sparen
wir werden sparen
ihr werdet sparen
sie; Sie werden sparen

Indikativ Futur II
ich werde gespart haben
du wirst gespart haben
er wird gespart haben
wir werden gespart haben
ihr werdet gespart haben
sie; Sie werden gespart haben

Konjunktiv I Präsens
ich spare
du sparest
er spare
wir sparen
ihr sparet
sie; Sie sparen

Konjunktiv I Perfekt
ich habe gespart
du habest gespart
er habe gespart
wir haben gespart
ihr habet gespart
sie; Sie haben gespart

Konjunktiv II Präsens
ich sparte
du spartest
er sparte
wir sparten
ihr spartet
sie; Sie sparten

Konjunktiv II Perfekt
ich hätte gespart
du hättest gespart
er hätte gespart
wir hätten gespart
ihr hättet gespart
sie; Sie hätten gespart

Konjunktiv II Futur I
ich würde sparen
du würdest sparen
er würde sparen
wir würden sparen
ihr würdet sparen
sie; Sie würden sparen

Konjunktiv II Futur II
ich würde gespart haben
du würdest gespart haben
er würde gespart haben
wir würden gespart haben
ihr würdet gespart haben
sie; Sie würden gespart haben

der Imperativ
du spare


Voorbeelden

  1. Spar- - spar dir nur deine Luft, okay?
    Wees zuinig met je zuurstof, goed?
  2. Spar deine Kraft.
    Bewaar je krachten.
  3. Spar deine Kräfte.
    Spaar jij je krachten maar.
  4. Komm runter, Spar!
    Kom naar beneden, Spar!
  5. Spar dir den Psychotrip.
    Bespaar me je pesterij.
  6. Spar dir deinen Sarkasmus.
    Je hoeft niet sarcastisch te doen.
  7. Spar dir die Scherze!
    Doe niet zo lollig.
  8. Spar dir deine Kräfte.
    Spaar je krachten.
  9. Spar dir dein Geld.
    Bespaar jezelf wat geld
  10. Spar dir das Geplauder.
    Laat die gezellige babbel maar.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden