NL: soundmixen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesoundmixt
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik soundmix jij soundmixt hij soundmixt wij soundmixen jullie soundmixen zij soundmixen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesoundmixt jij hebt gesoundmixt hij heeft gesoundmixt wij hebben gesoundmixt jullie hebben gesoundmixt zij hebben gesoundmixt
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik soundmixte jij soundmixte hij soundmixte wij soundmixten jullie soundmixten zij soundmixten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesoundmixt jij had gesoundmixt hij had gesoundmixt wij hadden gesoundmixt jullie hadden gesoundmixt zij hadden gesoundmixt
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal soundmixen jij zult soundmixen hij zal soundmixen wij zullen soundmixen jullie zullen soundmixen zij zullen soundmixen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesoundmixt hebben jij zult gesoundmixt hebben hij zal gesoundmixt hebben wij zullen gesoundmixt hebben jullie zullen gesoundmixt hebben zij zullen gesoundmixt hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou soundmixen jij zou soundmixen hij zou soundmixen wij zouden soundmixen jullie zouden soundmixen zij zouden soundmixen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesoundmixt hebben jij zou gesoundmixt hebben hij zou gesoundmixt hebben wij zouden gesoundmixt hebben jullie zouden gesoundmixt hebben zij zouden gesoundmixt hebben
|
| Gebiedende wijs |
soundmix
|
| Aanvoegende wijs |
| soundmixe |