Voorbeelden

1. Welche das ist, verraten wir Ihnen nach dem Wetter mit Sonn Strm.
   Welke dat is, vertellen we na het weer met Sonny Storm.
2. Ich werde mich sonnen.
   Ik ga' n zonnesteek opdoen.
3. Die Sonnen müssen aufgehen.
   Die zonnen moeten eens opkomen.
4. Warum sehe ich zwei Sonnen?
   Waarom zie ik twee zonnen?
5. Drei Sonnen berühren sich bald.
   Weldra versmelten de drie zonnen.
6. Nein, das ist Safer Sonnen.
   Nee, dit is juist veilig.
7. Sonnen Sie sich bei Chapo?
   Van toen u naar Chapo ging?
8. Ich kann das Sonnen kaum erwarten.
   Kan niet wachten in de zon te gaan.
9. Ich bin unter zwei Sonnen eingeschlafen.
   Ik viel onder twee zonnen in slaap.
10. Die Sonnen stehen bald in Position.
    De zonnen zijn bijna in positie.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden