NL: somberen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesomberd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik somber jij sombert hij sombert wij somberen jullie somberen zij somberen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesomberd jij hebt gesomberd hij heeft gesomberd wij hebben gesomberd jullie hebben gesomberd zij hebben gesomberd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik somberde jij somberde hij somberde wij somberden jullie somberden zij somberden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesomberd jij had gesomberd hij had gesomberd wij hadden gesomberd jullie hadden gesomberd zij hadden gesomberd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal somberen jij zult somberen hij zal somberen wij zullen somberen jullie zullen somberen zij zullen somberen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesomberd hebben jij zult gesomberd hebben hij zal gesomberd hebben wij zullen gesomberd hebben jullie zullen gesomberd hebben zij zullen gesomberd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou somberen jij zou somberen hij zou somberen wij zouden somberen jullie zouden somberen zij zouden somberen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesomberd hebben jij zou gesomberd hebben hij zou gesomberd hebben wij zouden gesomberd hebben jullie zouden gesomberd hebben zij zouden gesomberd hebben
|
| Gebiedende wijs |
somber
|
| Aanvoegende wijs |
| sombere |