NL: solliciteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesolliciteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik solliciteer jij solliciteert hij solliciteert wij solliciteren jullie solliciteren zij solliciteren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesolliciteerd jij hebt gesolliciteerd hij heeft gesolliciteerd wij hebben gesolliciteerd jullie hebben gesolliciteerd zij hebben gesolliciteerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik solliciteerde jij solliciteerde hij solliciteerde wij solliciteerden jullie solliciteerden zij solliciteerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesolliciteerd jij had gesolliciteerd hij had gesolliciteerd wij hadden gesolliciteerd jullie hadden gesolliciteerd zij hadden gesolliciteerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal solliciteren jij zult solliciteren hij zal solliciteren wij zullen solliciteren jullie zullen solliciteren zij zullen solliciteren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesolliciteerd hebben jij zult gesolliciteerd hebben hij zal gesolliciteerd hebben wij zullen gesolliciteerd hebben jullie zullen gesolliciteerd hebben zij zullen gesolliciteerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou solliciteren jij zou solliciteren hij zou solliciteren wij zouden solliciteren jullie zouden solliciteren zij zouden solliciteren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesolliciteerd hebben jij zou gesolliciteerd hebben hij zou gesolliciteerd hebben wij zouden gesolliciteerd hebben jullie zouden gesolliciteerd hebben zij zouden gesolliciteerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
solliciteer
|
| Aanvoegende wijs |
| sollicitere |