NL: solemniseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesolemniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik solemniseer jij solemniseert hij solemniseert wij solemniseren jullie solemniseren zij solemniseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesolemniseerd jij hebt gesolemniseerd hij heeft gesolemniseerd wij hebben gesolemniseerd jullie hebben gesolemniseerd zij hebben gesolemniseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik solemniseerde jij solemniseerde hij solemniseerde wij solemniseerden jullie solemniseerden zij solemniseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesolemniseerd jij had gesolemniseerd hij had gesolemniseerd wij hadden gesolemniseerd jullie hadden gesolemniseerd zij hadden gesolemniseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal solemniseren jij zult solemniseren hij zal solemniseren wij zullen solemniseren jullie zullen solemniseren zij zullen solemniseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesolemniseerd hebben jij zult gesolemniseerd hebben hij zal gesolemniseerd hebben wij zullen gesolemniseerd hebben jullie zullen gesolemniseerd hebben zij zullen gesolemniseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou solemniseren jij zou solemniseren hij zou solemniseren wij zouden solemniseren jullie zouden solemniseren zij zouden solemniseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesolemniseerd hebben jij zou gesolemniseerd hebben hij zou gesolemniseerd hebben wij zouden gesolemniseerd hebben jullie zouden gesolemniseerd hebben zij zouden gesolemniseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
solemniseer
|
| Aanvoegende wijs |
| solemnisere |