NL: socialiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesocialiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik socialiseer jij socialiseert hij socialiseert wij socialiseren jullie socialiseren zij socialiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesocialiseerd jij hebt gesocialiseerd hij heeft gesocialiseerd wij hebben gesocialiseerd jullie hebben gesocialiseerd zij hebben gesocialiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik socialiseerde jij socialiseerde hij socialiseerde wij socialiseerden jullie socialiseerden zij socialiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesocialiseerd jij had gesocialiseerd hij had gesocialiseerd wij hadden gesocialiseerd jullie hadden gesocialiseerd zij hadden gesocialiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal socialiseren jij zult socialiseren hij zal socialiseren wij zullen socialiseren jullie zullen socialiseren zij zullen socialiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesocialiseerd hebben jij zult gesocialiseerd hebben hij zal gesocialiseerd hebben wij zullen gesocialiseerd hebben jullie zullen gesocialiseerd hebben zij zullen gesocialiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou socialiseren jij zou socialiseren hij zou socialiseren wij zouden socialiseren jullie zouden socialiseren zij zouden socialiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesocialiseerd hebben jij zou gesocialiseerd hebben hij zou gesocialiseerd hebben wij zouden gesocialiseerd hebben jullie zouden gesocialiseerd hebben zij zouden gesocialiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
socialiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| socialisere |