Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: snuiten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesnoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik snuit
jij snuit
hij snuit
wij snuiten
jullie snuiten
zij snuiten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesnoten
jij hebt gesnoten
hij heeft gesnoten
wij hebben gesnoten
jullie hebben gesnoten
zij hebben gesnoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik snoot
jij snoot
hij snoot
wij snoten
jullie snoten
zij snoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesnoten
jij had gesnoten
hij had gesnoten
wij hadden gesnoten
jullie hadden gesnoten
zij hadden gesnoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal snuiten
jij zult snuiten
hij zal snuiten
wij zullen snuiten
jullie zullen snuiten
zij zullen snuiten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesnoten hebben
jij zult gesnoten hebben
hij zal gesnoten hebben
wij zullen gesnoten hebben
jullie zullen gesnoten hebben
zij zullen gesnoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou snuiten
jij zou snuiten
hij zou snuiten
wij zouden snuiten
jullie zouden snuiten
zij zouden snuiten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesnoten hebben
jij zou gesnoten hebben
hij zou gesnoten hebben
wij zouden gesnoten hebben
jullie zouden gesnoten hebben
zij zouden gesnoten hebben

Gebiedende wijs
snuit

Aanvoegende wijs
snuite

Voorbeelden

  1. Hier, snuit je neus.
    Here you go, blow your nose.
  2. Je klinkt als Snuit.
    You sound like snout.
  3.  En snip, snap, snuit.
    And snip, snap, snout.
  4. Budderball, houd je snuit.
    Budderball, put a muzzle on it.
  5. Oh... snuit je neus.
    Oh... Blow your nose.
  6. Snuit tegen de grond.
    Put your muzzle to the ground.
  7. hier, snuit je neus.
    Here, blow your nose.
  8. Zijn snuit zat vol melk.
    There was milk all over its snout.
  9. Zeg het niet tegen Snuit.
    Don 't tell snout.
  10. Geen fluit in je snuit.
    No pep in your proboscis.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden