NL: sniffen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesnift
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik snif jij snift hij snift wij sniffen jullie sniffen zij sniffen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesnift jij hebt gesnift hij heeft gesnift wij hebben gesnift jullie hebben gesnift zij hebben gesnift
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik snifte jij snifte hij snifte wij sniften jullie sniften zij sniften
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesnift jij had gesnift hij had gesnift wij hadden gesnift jullie hadden gesnift zij hadden gesnift
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sniffen jij zult sniffen hij zal sniffen wij zullen sniffen jullie zullen sniffen zij zullen sniffen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesnift hebben jij zult gesnift hebben hij zal gesnift hebben wij zullen gesnift hebben jullie zullen gesnift hebben zij zullen gesnift hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sniffen jij zou sniffen hij zou sniffen wij zouden sniffen jullie zouden sniffen zij zouden sniffen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesnift hebben jij zou gesnift hebben hij zou gesnift hebben wij zouden gesnift hebben jullie zouden gesnift hebben zij zouden gesnift hebben
|
| Gebiedende wijs |
snif
|
| Aanvoegende wijs |
| sniffe |