Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: snateren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesnaterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik snater
jij snatert
hij snatert
wij snateren
jullie snateren
zij snateren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesnaterd
jij hebt gesnaterd
hij heeft gesnaterd
wij hebben gesnaterd
jullie hebben gesnaterd
zij hebben gesnaterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik snaterde
jij snaterde
hij snaterde
wij snaterden
jullie snaterden
zij snaterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesnaterd
jij had gesnaterd
hij had gesnaterd
wij hadden gesnaterd
jullie hadden gesnaterd
zij hadden gesnaterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal snateren
jij zult snateren
hij zal snateren
wij zullen snateren
jullie zullen snateren
zij zullen snateren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesnaterd hebben
jij zult gesnaterd hebben
hij zal gesnaterd hebben
wij zullen gesnaterd hebben
jullie zullen gesnaterd hebben
zij zullen gesnaterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou snateren
jij zou snateren
hij zou snateren
wij zouden snateren
jullie zouden snateren
zij zouden snateren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesnaterd hebben
jij zou gesnaterd hebben
hij zou gesnaterd hebben
wij zouden gesnaterd hebben
jullie zouden gesnaterd hebben
zij zouden gesnaterd hebben

Gebiedende wijs
snater

Aanvoegende wijs
snatere

Voorbeelden

  1. Snater dicht, Myra.
    You wanna zip your lip, Myra?
  2. We gaan eten in die snater van je stoppen.
    Time to put something else in that mouth.
  3. Dat is een snater die schreeuwt om de kaasschaaf.
    There 's one bazoo that 's begging for a salami slicer.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden