NL: smeden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesmeed
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik smeed jij smeedt hij smeedt wij smeden jullie smeden zij smeden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesmeed jij hebt gesmeed hij heeft gesmeed wij hebben gesmeed jullie hebben gesmeed zij hebben gesmeed
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik smeedde jij smeedde hij smeedde wij smeedden jullie smeedden zij smeedden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesmeed jij had gesmeed hij had gesmeed wij hadden gesmeed jullie hadden gesmeed zij hadden gesmeed
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal smeden jij zult smeden hij zal smeden wij zullen smeden jullie zullen smeden zij zullen smeden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesmeed hebben jij zult gesmeed hebben hij zal gesmeed hebben wij zullen gesmeed hebben jullie zullen gesmeed hebben zij zullen gesmeed hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou smeden jij zou smeden hij zou smeden wij zouden smeden jullie zouden smeden zij zouden smeden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesmeed hebben jij zou gesmeed hebben hij zou gesmeed hebben wij zouden gesmeed hebben jullie zouden gesmeed hebben zij zouden gesmeed hebben
|
| Gebiedende wijs |
smeed
|
| Aanvoegende wijs |
| smede |