Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: slenteren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geslenterd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik slenter
jij slentert
hij slentert
wij slenteren
jullie slenteren
zij slenteren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geslenterd
jij hebt geslenterd
hij heeft geslenterd
wij hebben geslenterd
jullie hebben geslenterd
zij hebben geslenterd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik slenterde
jij slenterde
hij slenterde
wij slenterden
jullie slenterden
zij slenterden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geslenterd
jij had geslenterd
hij had geslenterd
wij hadden geslenterd
jullie hadden geslenterd
zij hadden geslenterd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal slenteren
jij zult slenteren
hij zal slenteren
wij zullen slenteren
jullie zullen slenteren
zij zullen slenteren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geslenterd hebben
jij zult geslenterd hebben
hij zal geslenterd hebben
wij zullen geslenterd hebben
jullie zullen geslenterd hebben
zij zullen geslenterd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou slenteren
jij zou slenteren
hij zou slenteren
wij zouden slenteren
jullie zouden slenteren
zij zouden slenteren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geslenterd hebben
jij zou geslenterd hebben
hij zou geslenterd hebben
wij zouden geslenterd hebben
jullie zouden geslenterd hebben
zij zouden geslenterd hebben

Gebiedende wijs
slenter

Aanvoegende wijs
slentere

Voorbeelden

  1. Dus ik slenter maar weer verder.
    So I guess I 'll just mosey along.
  2. Ik dacht ik slenter maar eens hierheen en bied je een drankje aan.
    I thought I 'd boot-scoot over here and buy you a drink.
  3. Absorbeer de kalmerende sfeer in de middeleeuwse Crook Hall , of slenter langs de exotische bomen in de Botanic Garden van Durham University
    Soak up the calming atmosphere at the medieval Crook Hall, or stroll around the exotic trees at Durham’s University Botanic Garden
  4. Zullen we naar de vergaderzaal slenteren?
    Shall we mosey on over to the conference room?
  5. Wat slenteren in de stad, leuke meisjes ontmoeten.
    Gone out on the town. Met some girls...
  6. Door de straten slenteren, indrukken opdoen, de geur opsnuiven.
    Wander the streets, take in the sights, the smell.
  7. Het Rifle Regiment heeft slechts twee snelheden looppas en slenteren.
    The Rifle Regiment has only two marches quick time and dawdle.
  8. En niets anders te doen dan over de straten te slenteren.
    And nothing to do with his days but wander the streets.
  9. Waarom ben je slenteren op alsof je door de winkel loopt?
    Why are you strolling up like you 're going to the Winn-Dixie?
  10. Het is ook geen excuus om door de hallen te slenteren.
    Nor is it an excuse to go wilding through the hallways.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden