Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: slempen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geslempt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik slemp
jij slempt
hij slempt
wij slempen
jullie slempen
zij slempen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geslempt
jij hebt geslempt
hij heeft geslempt
wij hebben geslempt
jullie hebben geslempt
zij hebben geslempt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik slempte
jij slempte
hij slempte
wij slempten
jullie slempten
zij slempten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geslempt
jij had geslempt
hij had geslempt
wij hadden geslempt
jullie hadden geslempt
zij hadden geslempt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal slempen
jij zult slempen
hij zal slempen
wij zullen slempen
jullie zullen slempen
zij zullen slempen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geslempt hebben
jij zult geslempt hebben
hij zal geslempt hebben
wij zullen geslempt hebben
jullie zullen geslempt hebben
zij zullen geslempt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou slempen
jij zou slempen
hij zou slempen
wij zouden slempen
jullie zouden slempen
zij zouden slempen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geslempt hebben
jij zou geslempt hebben
hij zou geslempt hebben
wij zouden geslempt hebben
jullie zouden geslempt hebben
zij zouden geslempt hebben

Gebiedende wijs
slemp

Aanvoegende wijs
slempe

Voorbeelden

  1. Waarom zou ik dit allemaal en Sharon ruilen voor een nachtje slempen in de stad?
    Why would I trade Sharon and all this for another night on the town?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden