NL: sleepvoeten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesleepvoet
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sleepvoet jij sleepvoet hij sleepvoet wij sleepvoeten jullie sleepvoeten zij sleepvoeten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesleepvoet jij hebt gesleepvoet hij heeft gesleepvoet wij hebben gesleepvoet jullie hebben gesleepvoet zij hebben gesleepvoet
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sleepvoette jij sleepvoette hij sleepvoette wij sleepvoetten jullie sleepvoetten zij sleepvoetten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesleepvoet jij had gesleepvoet hij had gesleepvoet wij hadden gesleepvoet jullie hadden gesleepvoet zij hadden gesleepvoet
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sleepvoeten jij zult sleepvoeten hij zal sleepvoeten wij zullen sleepvoeten jullie zullen sleepvoeten zij zullen sleepvoeten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesleepvoet hebben jij zult gesleepvoet hebben hij zal gesleepvoet hebben wij zullen gesleepvoet hebben jullie zullen gesleepvoet hebben zij zullen gesleepvoet hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sleepvoeten jij zou sleepvoeten hij zou sleepvoeten wij zouden sleepvoeten jullie zouden sleepvoeten zij zouden sleepvoeten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesleepvoet hebben jij zou gesleepvoet hebben hij zou gesleepvoet hebben wij zouden gesleepvoet hebben jullie zouden gesleepvoet hebben zij zouden gesleepvoet hebben
|
Gebiedende wijs |
sleepvoet
|
Aanvoegende wijs |
sleepvoete |