NL: slachtofferen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geslachtofferd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik slachtoffer jij slachtoffert hij slachtoffert wij slachtofferen jullie slachtofferen zij slachtofferen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geslachtofferd jij hebt geslachtofferd hij heeft geslachtofferd wij hebben geslachtofferd jullie hebben geslachtofferd zij hebben geslachtofferd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik slachtofferde jij slachtofferde hij slachtofferde wij slachtofferden jullie slachtofferden zij slachtofferden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geslachtofferd jij had geslachtofferd hij had geslachtofferd wij hadden geslachtofferd jullie hadden geslachtofferd zij hadden geslachtofferd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal slachtofferen jij zult slachtofferen hij zal slachtofferen wij zullen slachtofferen jullie zullen slachtofferen zij zullen slachtofferen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geslachtofferd hebben jij zult geslachtofferd hebben hij zal geslachtofferd hebben wij zullen geslachtofferd hebben jullie zullen geslachtofferd hebben zij zullen geslachtofferd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou slachtofferen jij zou slachtofferen hij zou slachtofferen wij zouden slachtofferen jullie zouden slachtofferen zij zouden slachtofferen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geslachtofferd hebben jij zou geslachtofferd hebben hij zou geslachtofferd hebben wij zouden geslachtofferd hebben jullie zouden geslachtofferd hebben zij zouden geslachtofferd hebben
|
| Gebiedende wijs |
slachtoffer
|
| Aanvoegende wijs |
| slachtoffere |