NL: skypen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geskypet
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik skype jij skypet hij skypet wij skypen jullie skypen zij skypen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geskypet jij hebt geskypet hij heeft geskypet wij hebben geskypet jullie hebben geskypet zij hebben geskypet
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik skypete jij skypete hij skypete wij skypeten jullie skypeten zij skypeten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geskypet jij had geskypet hij had geskypet wij hadden geskypet jullie hadden geskypet zij hadden geskypet
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal skypen jij zult skypen hij zal skypen wij zullen skypen jullie zullen skypen zij zullen skypen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geskypet hebben jij zult geskypet hebben hij zal geskypet hebben wij zullen geskypet hebben jullie zullen geskypet hebben zij zullen geskypet hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou skypen jij zou skypen hij zou skypen wij zouden skypen jullie zouden skypen zij zouden skypen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geskypet hebben jij zou geskypet hebben hij zou geskypet hebben wij zouden geskypet hebben jullie zouden geskypet hebben zij zouden geskypet hebben
|
| Gebiedende wijs |
skype
|
| Aanvoegende wijs |
| skype |