Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: sjoemelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesjoemeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik sjoemel
jij sjoemelt
hij sjoemelt
wij sjoemelen
jullie sjoemelen
zij sjoemelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesjoemeld
jij hebt gesjoemeld
hij heeft gesjoemeld
wij hebben gesjoemeld
jullie hebben gesjoemeld
zij hebben gesjoemeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik sjoemelde
jij sjoemelde
hij sjoemelde
wij sjoemelden
jullie sjoemelden
zij sjoemelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesjoemeld
jij had gesjoemeld
hij had gesjoemeld
wij hadden gesjoemeld
jullie hadden gesjoemeld
zij hadden gesjoemeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal sjoemelen
jij zult sjoemelen
hij zal sjoemelen
wij zullen sjoemelen
jullie zullen sjoemelen
zij zullen sjoemelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesjoemeld hebben
jij zult gesjoemeld hebben
hij zal gesjoemeld hebben
wij zullen gesjoemeld hebben
jullie zullen gesjoemeld hebben
zij zullen gesjoemeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou sjoemelen
jij zou sjoemelen
hij zou sjoemelen
wij zouden sjoemelen
jullie zouden sjoemelen
zij zouden sjoemelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesjoemeld hebben
jij zou gesjoemeld hebben
hij zou gesjoemeld hebben
wij zouden gesjoemeld hebben
jullie zouden gesjoemeld hebben
zij zouden gesjoemeld hebben

Gebiedende wijs
sjoemel

Aanvoegende wijs
sjoemele

Voorbeelden

  1. Fysiotherapeuten sjoemelen vaak.
    Phsyiotherapists are known to cheat.
  2. Er staat een prijs op sjoemelen.
    There 's a price for cheating.
  3. En als je betrapt wordt op sjoemelen?
    But what if you 're caught cheating
  4. Ik zei dat je moest stoppen met sjoemelen.
    I 'm the one that told you to quit hustling.
  5. Moet je hen zien stelen, sjoemelen, elkaar verraden.
    Look at them. Stealing, scheming... betraying and corrupting each other.
  6. Hij was verloren als hij niet een beetje kon sjoemelen.
    He was lost if he couldn 't cheat in a small way.
  7. Niemand zegt dat u niet met de wet mag sjoemelen.
    There 's nothing stopping you from bending the law.
  8. Ik ben zelf ook altijd voorzichtig. Maar met ijsmonsters kan je niet sjoemelen.
    I 'm circumspect myself, but the ice-core samples I took can 't be faked.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden