Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: simuleren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gesimuleerd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik simuleer
jij simuleert
hij simuleert
wij simuleren
jullie simuleren
zij simuleren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gesimuleerd
jij hebt gesimuleerd
hij heeft gesimuleerd
wij hebben gesimuleerd
jullie hebben gesimuleerd
zij hebben gesimuleerd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik simuleerde
jij simuleerde
hij simuleerde
wij simuleerden
jullie simuleerden
zij simuleerden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gesimuleerd
jij had gesimuleerd
hij had gesimuleerd
wij hadden gesimuleerd
jullie hadden gesimuleerd
zij hadden gesimuleerd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal simuleren
jij zult simuleren
hij zal simuleren
wij zullen simuleren
jullie zullen simuleren
zij zullen simuleren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gesimuleerd hebben
jij zult gesimuleerd hebben
hij zal gesimuleerd hebben
wij zullen gesimuleerd hebben
jullie zullen gesimuleerd hebben
zij zullen gesimuleerd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou simuleren
jij zou simuleren
hij zou simuleren
wij zouden simuleren
jullie zouden simuleren
zij zouden simuleren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gesimuleerd hebben
jij zou gesimuleerd hebben
hij zou gesimuleerd hebben
wij zouden gesimuleerd hebben
jullie zouden gesimuleerd hebben
zij zouden gesimuleerd hebben

Gebiedende wijs
simuleer

Aanvoegende wijs
simulere

Voorbeelden

  1. Simuleer lek in de achterste torpedokamer... en het noodluik.
    Simulate flooding in the aft torpedo room... and emergency surface.
  2. Doorbloeding kan je niet simuleren.
    The one thing you can 't fake is vasocongestion.
  3. We kunnen' n koerscorrectie simuleren.
    We could simulate a course correction.
  4. Ik kan een coma simuleren...
    I can simulate a coma so...
  5. Waarom wilt u dit simuleren?
    Why did you want to recreate this?
  6. Voordat zij hun lancering simuleren op maandag, simuleren wij dit weekend een lancering.
    Before they simulate their launch on Monday, we simulate a launch this weekend.
  7. Je mag eigenlijk menselijke emotie simuleren.
    You may actually simulate human emotion.
  8. We kunnen toch een meisje simuleren?
    What 's the difference? Why can 't we simulate a girl?
  9. Ze kunnen verschillende soorten wapens simuleren.
    They can simulate different kinds of weapons.
  10. Waarom zou de vrouw hun dood simuleren?
    Why would the wife fake their deaths?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden