NL: shredderen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geshredderd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik shredder jij shreddert hij shreddert wij shredderen jullie shredderen zij shredderen
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geshredderd jij hebt geshredderd hij heeft geshredderd wij hebben geshredderd jullie hebben geshredderd zij hebben geshredderd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik shredderde jij shredderde hij shredderde wij shredderden jullie shredderden zij shredderden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geshredderd jij had geshredderd hij had geshredderd wij hadden geshredderd jullie hadden geshredderd zij hadden geshredderd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal shredderden jij zult shredderden hij zal shredderden wij zullen shredderden jullie zullen shredderden zij zullen shredderden
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geshredderd hebben jij zult geshredderd hebben hij zal geshredderd hebben wij zullen geshredderd hebben jullie zullen geshredderd hebben zij zullen geshredderd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou shredderden jij zou shredderden hij zou shredderden wij zouden shredderden jullie zouden shredderden zij zouden shredderden
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geshredderd hebben jij zou geshredderd hebben hij zou geshredderd hebben wij zouden geshredderd hebben jullie zouden geshredderd hebben zij zouden geshredderd hebben
|
Gebiedende wijs |
shredder
|
Aanvoegende wijs |
shreddere |