NL: shooten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geshoot
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik shoot jij shoot hij shoot wij shooten jullie shooten zij shooten
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geshoot jij hebt geshoot hij heeft geshoot wij hebben geshoot jullie hebben geshoot zij hebben geshoot
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik shootte jij shootte hij shootte wij shootten jullie shootten zij shootten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geshoot jij had geshoot hij had geshoot wij hadden geshoot jullie hadden geshoot zij hadden geshoot
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal shooten jij zult shooten hij zal shooten wij zullen shooten jullie zullen shooten zij zullen shooten
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geshoot hebben jij zult geshoot hebben hij zal geshoot hebben wij zullen geshoot hebben jullie zullen geshoot hebben zij zullen geshoot hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou shooten jij zou shooten hij zou shooten wij zouden shooten jullie zouden shooten zij zouden shooten
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geshoot hebben jij zou geshoot hebben hij zou geshoot hebben wij zouden geshoot hebben jullie zouden geshoot hebben zij zouden geshoot hebben
|
| Gebiedende wijs |
shoot
|
| Aanvoegende wijs |
| shoote |