NL: shocken U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
geshockt
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik shock jij shockt hij shockt wij shocken jullie shocken zij shocken
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geshockt jij hebt geshockt hij heeft geshockt wij hebben geshockt jullie hebben geshockt zij hebben geshockt
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik shockte jij shockte hij shockte wij shockten jullie shockten zij shockten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geshockt jij had geshockt hij had geshockt wij hadden geshockt jullie hadden geshockt zij hadden geshockt
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal shocken jij zult shocken hij zal shocken wij zullen shocken jullie zullen shocken zij zullen shocken
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geshockt hebben jij zult geshockt hebben hij zal geshockt hebben wij zullen geshockt hebben jullie zullen geshockt hebben zij zullen geshockt hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou shocken jij zou shocken hij zou shocken wij zouden shocken jullie zouden shocken zij zouden shocken
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geshockt hebben jij zou geshockt hebben hij zou geshockt hebben wij zouden geshockt hebben jullie zouden geshockt hebben zij zouden geshockt hebben
|
Gebiedende wijs |
shock
|
Aanvoegende wijs |
shocke |