NL: separeren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesepareerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik separeer jij separeert hij separeert wij separeren jullie separeren zij separeren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesepareerd jij hebt gesepareerd hij heeft gesepareerd wij hebben gesepareerd jullie hebben gesepareerd zij hebben gesepareerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik separeerde jij separeerde hij separeerde wij separeerden jullie separeerden zij separeerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesepareerd jij had gesepareerd hij had gesepareerd wij hadden gesepareerd jullie hadden gesepareerd zij hadden gesepareerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal separeren jij zult separeren hij zal separeren wij zullen separeren jullie zullen separeren zij zullen separeren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesepareerd hebben jij zult gesepareerd hebben hij zal gesepareerd hebben wij zullen gesepareerd hebben jullie zullen gesepareerd hebben zij zullen gesepareerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou separeren jij zou separeren hij zou separeren wij zouden separeren jullie zouden separeren zij zouden separeren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesepareerd hebben jij zou gesepareerd hebben hij zou gesepareerd hebben wij zouden gesepareerd hebben jullie zouden gesepareerd hebben zij zouden gesepareerd hebben
|
Gebiedende wijs |
separeer
|
Aanvoegende wijs |
separere |