NL: seksen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesekst
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik seks jij sekst hij sekst wij seksen jullie seksen zij seksen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesekst jij hebt gesekst hij heeft gesekst wij hebben gesekst jullie hebben gesekst zij hebben gesekst
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sekste jij sekste hij sekste wij seksten jullie seksten zij seksten
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesekst jij had gesekst hij had gesekst wij hadden gesekst jullie hadden gesekst zij hadden gesekst
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal seksen jij zult seksen hij zal seksen wij zullen seksen jullie zullen seksen zij zullen seksen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesekst hebben jij zult gesekst hebben hij zal gesekst hebben wij zullen gesekst hebben jullie zullen gesekst hebben zij zullen gesekst hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou seksen jij zou seksen hij zou seksen wij zouden seksen jullie zouden seksen zij zouden seksen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesekst hebben jij zou gesekst hebben hij zou gesekst hebben wij zouden gesekst hebben jullie zouden gesekst hebben zij zouden gesekst hebben
|
| Gebiedende wijs |
seks
|
| Aanvoegende wijs |
| sekse |