Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: scrabbelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
gescrabbeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik scrabbel
jij scrabbelt
hij scrabbelt
wij scrabbelen
jullie scrabbelen
zij scrabbelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb gescrabbeld
jij hebt gescrabbeld
hij heeft gescrabbeld
wij hebben gescrabbeld
jullie hebben gescrabbeld
zij hebben gescrabbeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik scrabbelde
jij scrabbelde
hij scrabbelde
wij scrabbelden
jullie scrabbelden
zij scrabbelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had gescrabbeld
jij had gescrabbeld
hij had gescrabbeld
wij hadden gescrabbeld
jullie hadden gescrabbeld
zij hadden gescrabbeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal scrabbelen
jij zult scrabbelen
hij zal scrabbelen
wij zullen scrabbelen
jullie zullen scrabbelen
zij zullen scrabbelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal gescrabbeld hebben
jij zult gescrabbeld hebben
hij zal gescrabbeld hebben
wij zullen gescrabbeld hebben
jullie zullen gescrabbeld hebben
zij zullen gescrabbeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou scrabbelen
jij zou scrabbelen
hij zou scrabbelen
wij zouden scrabbelen
jullie zouden scrabbelen
zij zouden scrabbelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou gescrabbeld hebben
jij zou gescrabbeld hebben
hij zou gescrabbeld hebben
wij zouden gescrabbeld hebben
jullie zouden gescrabbeld hebben
zij zouden gescrabbeld hebben

Gebiedende wijs
scrabbel

Aanvoegende wijs
scrabbele

Voorbeelden

  1. Zullen we gaan scrabbelen?
    What if we played Scrabble?
  2. Ik leer haar scrabbelen.
    I 'm teaching her to play Scrabble.
  3. Wat denkt ze te gaan doen, scrabbelen?
    What 's she gonna do, play scrabble?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden