NL: scoren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gescoord
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik scoor jij scoort hij scoort wij scoren jullie scoren zij scoren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gescoord jij hebt gescoord hij heeft gescoord wij hebben gescoord jullie hebben gescoord zij hebben gescoord
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik scoorde jij scoorde hij scoorde wij scoorden jullie scoorden zij scoorden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gescoord jij had gescoord hij had gescoord wij hadden gescoord jullie hadden gescoord zij hadden gescoord
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal scoren jij zult scoren hij zal scoren wij zullen scoren jullie zullen scoren zij zullen scoren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gescoord hebben jij zult gescoord hebben hij zal gescoord hebben wij zullen gescoord hebben jullie zullen gescoord hebben zij zullen gescoord hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou scoren jij zou scoren hij zou scoren wij zouden scoren jullie zouden scoren zij zouden scoren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gescoord hebben jij zou gescoord hebben hij zou gescoord hebben wij zouden gescoord hebben jullie zouden gescoord hebben zij zouden gescoord hebben
|
Gebiedende wijs |
scoor
|
Aanvoegende wijs |
score |