NL: scooteren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gescooterd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik scooter jij scootert hij scootert wij scooteren jullie scooteren zij scooteren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gescooterd jij hebt gescooterd hij heeft gescooterd wij hebben gescooterd jullie hebben gescooterd zij hebben gescooterd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik scooterde jij scooterde hij scooterde wij scooterden jullie scooterden zij scooterden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gescooterd jij had gescooterd hij had gescooterd wij hadden gescooterd jullie hadden gescooterd zij hadden gescooterd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal scooteren jij zult scooteren hij zal scooteren wij zullen scooteren jullie zullen scooteren zij zullen scooteren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gescooterd hebben jij zult gescooterd hebben hij zal gescooterd hebben wij zullen gescooterd hebben jullie zullen gescooterd hebben zij zullen gescooterd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou scooteren jij zou scooteren hij zou scooteren wij zouden scooteren jullie zouden scooteren zij zouden scooteren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gescooterd hebben jij zou gescooterd hebben hij zou gescooterd hebben wij zouden gescooterd hebben jullie zouden gescooterd hebben zij zouden gescooterd hebben
|
Gebiedende wijs |
scooter
|
Aanvoegende wijs |
scootere |