Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schuren

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschuurd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schuur
jij schuurt
hij schuurt
wij schuren
jullie schuren
zij schuren

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschuurd
jij hebt geschuurd
hij heeft geschuurd
wij hebben geschuurd
jullie hebben geschuurd
zij hebben geschuurd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schuurde
jij schuurde
hij schuurde
wij schuurden
jullie schuurden
zij schuurden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschuurd
jij had geschuurd
hij had geschuurd
wij hadden geschuurd
jullie hadden geschuurd
zij hadden geschuurd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schuren
jij zult schuren
hij zal schuren
wij zullen schuren
jullie zullen schuren
zij zullen schuren

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschuurd hebben
jij zult geschuurd hebben
hij zal geschuurd hebben
wij zullen geschuurd hebben
jullie zullen geschuurd hebben
zij zullen geschuurd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schuren
jij zou schuren
hij zou schuren
wij zouden schuren
jullie zouden schuren
zij zouden schuren

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschuurd hebben
jij zou geschuurd hebben
hij zou geschuurd hebben
wij zouden geschuurd hebben
jullie zouden geschuurd hebben
zij zouden geschuurd hebben

Gebiedende wijs
schuur

Aanvoegende wijs
schure

Voorbeelden

  1. Niet van de schuur, door de schuur.
    Not from the barn, through the barn.
  2. Schuur, kelder, spade.
    Barn, cellar, spade.
  3. Morgenavond, de schuur.
    So tomorrow night, the barn.
  4. De schuur opruimen.
    Clearing out the barn.
  5. schuur- en schrobmachines
    Sanding and Scrubbing Machines
  6. Om de schuur heen.
    Go around the barn!
  7. Een schuur vol beenderen.
    A barn full of bones.
  8. Zie je een schuur?
    Do you see a barn? No.
  9. Kijk naar de schuur.
    Look at the barn.
  10. Net buiten de schuur.
    Right outside the barn.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden