Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schuifelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschuifeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schuifel
jij schuifelt
hij schuifelt
wij schuifelen
jullie schuifelen
zij schuifelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschuifeld
jij hebt geschuifeld
hij heeft geschuifeld
wij hebben geschuifeld
jullie hebben geschuifeld
zij hebben geschuifeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schuifelde
jij schuifelde
hij schuifelde
wij schuifelden
jullie schuifelden
zij schuifelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschuifeld
jij had geschuifeld
hij had geschuifeld
wij hadden geschuifeld
jullie hadden geschuifeld
zij hadden geschuifeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schuifelen
jij zult schuifelen
hij zal schuifelen
wij zullen schuifelen
jullie zullen schuifelen
zij zullen schuifelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschuifeld hebben
jij zult geschuifeld hebben
hij zal geschuifeld hebben
wij zullen geschuifeld hebben
jullie zullen geschuifeld hebben
zij zullen geschuifeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schuifelen
jij zou schuifelen
hij zou schuifelen
wij zouden schuifelen
jullie zouden schuifelen
zij zouden schuifelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschuifeld hebben
jij zou geschuifeld hebben
hij zou geschuifeld hebben
wij zouden geschuifeld hebben
jullie zouden geschuifeld hebben
zij zouden geschuifeld hebben

Gebiedende wijs
schuifel

Aanvoegende wijs
schuifele

Voorbeelden

  1. Oké, Judds, schuifel weg.
    Okay, Judds, shamble away.
  2. Excuseer me, terwijl ik naar de telefoon schuifel om de politie te bellen.
    Excuse me, while I inch myself over to the phone and call the police.
  3. Misschien wel schuifelen.
    Maybe even slow dance.
  4. Nee, dat is meer schuifelen.
    No, that is more shuffle.
  5. Ze zijn aan het schuifelen.
    They 're slow dancing.
  6. Wil je schuifelen met een geit.
    You wanna slow dance with a goat,
  7. Ik wil dat jullie tenminste nog kunnen schuifelen... van monument tot monument.
    I want you to at least be able to shuffle from monument to monument.
  8. Ik hoor hem elke ochtend stipt om 9.45 uur door de gang schuifelen.
    I hear him shuffling down the hall every morning at a quarter to 10: 00, like clockwork.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden