Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schrikken

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschrikt/geschrokken

Noot:
schrikken (bedrijvende vorm: laten afkoelen met koud water) = geschrikt
schrikken (lijdende vorm: van iets schrikken) = geschrokken


Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schrik
jij schrikt
hij schrikt
wij schrikken
jullie schrikken
zij schrikken

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschrikt/ben geschrokken
jij hebt geschrikt/bent geschrokken
hij heeft geschrikt/is geschrokken
wij hebben geschrikt/zijn geschrokken
jullie hebben geschrikt/zijn geschrokken
zij hebben geschrikt/zijn geschrokken

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schrikte/schrok
jij schrikte/schrok
hij schrikte/schrok
wij schrikten/schrokken
jullie schrikten/schrokken
zij schrikten/schrokken

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschrikt/was geschrokken
jij had geschrikt/was geschrokken
hij had geschrikt/was geschrokken
wij hadden geschrikt/waren geschrokken
jullie hadden geschrikt/waren geschrokken
zij hadden geschrikt/waren geschrokken

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schrikken
jij zult schrikken
hij zal schrikken
wij zullen schrikken
jullie zullen schrikken
zij zullen schrikken

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschrikt hebben/geschrokken zijn
jij zult geschrikt hebben/geschrokken zijn
hij zal geschrikt hebben/geschrokken zijn
wij zullen geschrikt hebben/geschrokken zijn
jullie zullen geschrikt hebben/geschrokken zijn
zij zullen geschrikt hebben/geschrokken zijn

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schrikken
jij zou schrikken
hij zou schrikken
wij zouden schrikken
jullie zouden schrikken
zij zouden schrikken

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschrikt hebben/geschrokken zijn
jij zou geschrikt hebben/geschrokken zijn
hij zou geschrikt hebben/geschrokken zijn
wij zouden geschrikt hebben/geschrokken zijn
jullie zouden geschrikt hebben/geschrokken zijn
zij zouden geschrikt hebben/geschrokken zijn

Gebiedende wijs
schrik

Aanvoegende wijs
schrikke
Gebiedende wijs



Voorbeelden

  1. Schrik niet, Neshama.
    Don 't be alarmed, Neshama.
  2. Schrik niet, oké?
    Don 't freak out, okay?
  3. Leela, schrik later.
    Leela, freak out later.
  4. Ik schrik makkelijk.
    I 'm easily startled.
  5. Schrik vooral niet
    Don 't get strung out
  6. Ze krijgen schrik.
    They 're getting cold feet.
  7. Schrik voor zwarten?
    Fear of black people?
  8. Schrik je daarvan?
    Does that scare you?
  9. Een zwangerschaps schrik.
    Had a pregnancy scare?
  10. En dan schrik jíj.
    And that scares you.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden