Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schommelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschommeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schommel
jij schommelt
hij schommelt
wij schommelen
jullie schommelen
zij schommelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschommeld
jij hebt geschommeld
hij heeft geschommeld
wij hebben geschommeld
jullie hebben geschommeld
zij hebben geschommeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schommelde
jij schommelde
hij schommelde
wij schommelden
jullie schommelden
zij schommelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschommeld
jij had geschommeld
hij had geschommeld
wij hadden geschommeld
jullie hadden geschommeld
zij hadden geschommeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schommelen
jij zult schommelen
hij zal schommelen
wij zullen schommelen
jullie zullen schommelen
zij zullen schommelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschommeld hebben
jij zult geschommeld hebben
hij zal geschommeld hebben
wij zullen geschommeld hebben
jullie zullen geschommeld hebben
zij zullen geschommeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schommelen
jij zou schommelen
hij zou schommelen
wij zouden schommelen
jullie zouden schommelen
zij zouden schommelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschommeld hebben
jij zou geschommeld hebben
hij zou geschommeld hebben
wij zouden geschommeld hebben
jullie zouden geschommeld hebben
zij zouden geschommeld hebben

Gebiedende wijs
schommel

Aanvoegende wijs
schommele

Voorbeelden

  1. Mijn schommel was daar.
    My swing set was over there.
  2. Ik schommel nog steeds.
    I 'm still swaying.
  3. Niet zijn schommel stelen.
    Don 't steal his swing!
  4. Dode struiken, kapotte schommel.
    Dead weeds, broken-down swing.
  5. Was dat je schommel?
    Was that your swing set?
  6. Frank, schommel niet zo.
    Frank, stop swinging.
  7. Een schommel of een raam.
    A swing or a window.
  8. Lang is op de schommel.
    A longie is on the swing.
  9. Schommel, baby, in de boomtop
    Rock-a-bye, baby, on the tree-top
  10. Schommel niet met de boot.
    Don 't rock the boat.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden