Voorbeelden

1. Die schlepp ich ab.
   Die neem ik mee naar huis.
2. Ich schlepp den aber nicht.
   Ik ga daar niet mee sjouwen.
3. Schlepp den Hirsch allein zurück.
   Sleep dat hert zelf terug.
4. Wir werden Sie in Schlepp nehmen.
   We halen jullie terug.
5. Und ich schlepp das drei Blocks weit!
   Ik heb er drie straten mee gesleept.
6. Ich schlepp die Bräute ab wie nie
   Ik krijg straks een geil moppie
7. Schlepp uns ja nicht Wanzen ins Bett.
   Breng geen beestjes mee terug ons bed in.
8. Ich schlepp gar nichts mit mir rum.
   Niemand heeft ook maar iets meegenomen.
9. Ich bin so blöd und schlepp Jacquelines Taschen!
   Dom genoeg om Jacquelines tassen mee te nemen.
10. Schlepp uns nicht ab. Das ist Dekes Haus.
    Laat ons niet wegslepen, dit is Deke' s huis.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden