Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schimpen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschimpt

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schimp
jij schimpt
hij schimpt
wij schimpen
jullie schimpen
zij schimpen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschimpt
jij hebt geschimpt
hij heeft geschimpt
wij hebben geschimpt
jullie hebben geschimpt
zij hebben geschimpt

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schimpte
jij schimpte
hij schimpte
wij schimpten
jullie schimpten
zij schimpten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschimpt
jij had geschimpt
hij had geschimpt
wij hadden geschimpt
jullie hadden geschimpt
zij hadden geschimpt

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schimpen
jij zult schimpen
hij zal schimpen
wij zullen schimpen
jullie zullen schimpen
zij zullen schimpen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschimpt hebben
jij zult geschimpt hebben
hij zal geschimpt hebben
wij zullen geschimpt hebben
jullie zullen geschimpt hebben
zij zullen geschimpt hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schimpen
jij zou schimpen
hij zou schimpen
wij zouden schimpen
jullie zouden schimpen
zij zouden schimpen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschimpt hebben
jij zou geschimpt hebben
hij zou geschimpt hebben
wij zouden geschimpt hebben
jullie zouden geschimpt hebben
zij zouden geschimpt hebben

Gebiedende wijs
schimp

Aanvoegende wijs
schimpe

Voorbeelden

  1. Heb je toevallig een schimp van die andere man gezien?
    Did you happen to catch a glimpse of the other man?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden