Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schieten

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
geschoten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schiet
jij schiet
hij schiet
wij schieten
jullie schieten
zij schieten

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschoten
jij hebt geschoten
hij heeft geschoten
wij hebben geschoten
jullie hebben geschoten
zij hebben geschoten

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schoot
jij schoot
hij schoot
wij schoten
jullie schoten
zij schoten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschoten
jij had geschoten
hij had geschoten
wij hadden geschoten
jullie hadden geschoten
zij hadden geschoten

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schieten
jij zult schieten
hij zal schieten
wij zullen schieten
jullie zullen schieten
zij zullen schieten

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschoten hebben
jij zult geschoten hebben
hij zal geschoten hebben
wij zullen geschoten hebben
jullie zullen geschoten hebben
zij zullen geschoten hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schieten
jij zou schieten
hij zou schieten
wij zouden schieten
jullie zouden schieten
zij zouden schieten

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschoten hebben
jij zou geschoten hebben
hij zou geschoten hebben
wij zouden geschoten hebben
jullie zouden geschoten hebben
zij zouden geschoten hebben

Gebiedende wijs
schiet

Aanvoegende wijs
schiete

Voorbeelden

  1. Als wij schieten, schiet hij.
    When we shoot, he shoots.
  2. Schiet pas als zij schieten.
    Hold your fire until they fire first.
  3. Schiet op, schiet op, schiet op.
    Move it, move it, move it.
  4. Schiet op, schiet op, schiet op.
    Hurry up, hurry up, hurry up.
  5. Schiet op, schiet op, schiet op!
    Move it, move it, move it!
  6. Schiet op, schiet op, schiet op!
    Come on, come on, come on!
  7. Je schiet me, Paige je schieten.
    You shoot me, you shoot Paige.
  8. Schiet op, schiet op!
    Let 's go, let 's go!
  9. Schiet op, schiet op.
    Come on. Come on.
  10. Schiet op, schiet op.
    Move it, move it.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden