NL: schermen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geschermd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik scherm jij schermt hij schermt wij schermen jullie schermen zij schermen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geschermd jij hebt geschermd hij heeft geschermd wij hebben geschermd jullie hebben geschermd zij hebben geschermd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schermde jij schermde hij schermde wij schermden jullie schermden zij schermden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geschermd jij had geschermd hij had geschermd wij hadden geschermd jullie hadden geschermd zij hadden geschermd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal schermen jij zult schermen hij zal schermen wij zullen schermen jullie zullen schermen zij zullen schermen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geschermd hebben jij zult geschermd hebben hij zal geschermd hebben wij zullen geschermd hebben jullie zullen geschermd hebben zij zullen geschermd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou schermen jij zou schermen hij zou schermen wij zouden schermen jullie zouden schermen zij zouden schermen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geschermd hebben jij zou geschermd hebben hij zou geschermd hebben wij zouden geschermd hebben jullie zouden geschermd hebben zij zouden geschermd hebben
|
| Gebiedende wijs |
scherm
|
| Aanvoegende wijs |
| scherme |