Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: scheppen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
iets naar boven halen: geschept / in het leven roepen: geschapen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik schep
jij schept
hij schept
wij scheppen
jullie scheppen
zij scheppen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb geschept / geschapen
jij hebt geschept / geschapen
hij heeft geschept / geschapen
wij hebben geschept / geschapen
jullie hebben geschept / geschapen
zij hebben geschept / geschapen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik schepte / schiep
jij schepte / schiep
hij schepte / schiep
wij schepten / schiepen
jullie schepten / schiepen
zij schepten / schiepen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had geschept / geschapen
jij had geschept / geschapen
hij had geschept / geschapen
wij hadden geschept / geschapen
jullie hadden geschept / geschapen
zij hadden geschept / geschapen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal scheppen
jij zult scheppen
hij zal scheppen
wij zullen scheppen
jullie zullen scheppen
zij zullen scheppen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal geschept / geschapen hebben
jij zult geschept / geschapen hebben
hij zal geschept / geschapen hebben
wij zullen geschept / geschapen hebben
jullie zullen geschept / geschapen hebben
zij zullen geschept / geschapen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou scheppen
jij zou scheppen
hij zou scheppen
wij zouden scheppen
jullie zouden scheppen
zij zouden scheppen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou geschept / geschapen hebben
jij zou geschept / geschapen hebben
hij zou geschept / geschapen hebben
wij zouden geschept / geschapen hebben
jullie zouden geschept / geschapen hebben
zij zouden geschept / geschapen hebben

Gebiedende wijs
schep

Aanvoegende wijs
scheppe

Voorbeelden

  1. En een schep haver
    And one level scoop of oats.
  2. Bezit van gestolen schep.
    Possession of a stolen shovel.
  3. lk pak een schep.
    I 'll get the shovel.
  4. Je schep is zoek?
    You create is looking for?
  5. Leg die schep neer.
    Put down the shovel.
  6. Het is jouw schep.
    It 's your shovel.
  7. Heb je een schep?
    You got a shovel?
  8. Heeft iemand een schep?
    Anybody got a shovel? No.
  9. Schep banen, banen, banen.
    Create jobs, jobs, jobs.
  10. Schep alvast maar op.
    You can already prepare the dishes.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden