NL: schematiseren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geschematiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik schematiseer jij schematiseert hij schematiseert wij schematiseren jullie schematiseren zij schematiseren
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geschematiseerd jij hebt geschematiseerd hij heeft geschematiseerd wij hebben geschematiseerd jullie hebben geschematiseerd zij hebben geschematiseerd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schematiseerde jij schematiseerde hij schematiseerde wij schematiseerden jullie schematiseerden zij schematiseerden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geschematiseerd jij had geschematiseerd hij had geschematiseerd wij hadden geschematiseerd jullie hadden geschematiseerd zij hadden geschematiseerd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal schematiseren jij zult schematiseren hij zal schematiseren wij zullen schematiseren jullie zullen schematiseren zij zullen schematiseren
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geschematiseerd hebben jij zult geschematiseerd hebben hij zal geschematiseerd hebben wij zullen geschematiseerd hebben jullie zullen geschematiseerd hebben zij zullen geschematiseerd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou schematiseren jij zou schematiseren hij zou schematiseren wij zouden schematiseren jullie zouden schematiseren zij zouden schematiseren
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geschematiseerd hebben jij zou geschematiseerd hebben hij zou geschematiseerd hebben wij zouden geschematiseerd hebben jullie zouden geschematiseerd hebben zij zouden geschematiseerd hebben
|
| Gebiedende wijs |
schematiseer
|
| Aanvoegende wijs |
| schematisere |