NL: schedulen U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gescheduled
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik schedule jij schedulet hij schedulet wij schedulen jullie schedulen zij schedulen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gescheduled jij hebt gescheduled hij heeft gescheduled wij hebben gescheduled jullie hebben gescheduled zij hebben gescheduled
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schedulede jij schedulede hij schedulede wij scheduleden jullie scheduleden zij scheduleden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gescheduled jij had gescheduled hij had gescheduled wij hadden gescheduled jullie hadden gescheduled zij hadden gescheduled
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal schedulen jij zult schedulen hij zal schedulen wij zullen schedulen jullie zullen schedulen zij zullen schedulen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gescheduled hebben jij zult gescheduled hebben hij zal gescheduled hebben wij zullen gescheduled hebben jullie zullen gescheduled hebben zij zullen gescheduled hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou schedulen jij zou schedulen hij zou schedulen wij zouden schedulen jullie zouden schedulen zij zouden schedulen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gescheduled hebben jij zou gescheduled hebben hij zou gescheduled hebben wij zouden gescheduled hebben jullie zouden gescheduled hebben zij zouden gescheduled hebben
|
| Gebiedende wijs |
schedule
|
| Aanvoegende wijs |
| schedule |