NL: schaduwen
U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
geschaduwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik schaduw
jij schaduwt
hij schaduwt
wij schaduwen
jullie schaduwen
zij schaduwen
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb geschaduwd
jij hebt geschaduwd
hij heeft geschaduwd
wij hebben geschaduwd
jullie hebben geschaduwd
zij hebben geschaduwd
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik schaduwde
jij schaduwde
hij schaduwde
wij schaduwden
jullie schaduwden
zij schaduwden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had geschaduwd
jij had geschaduwd
hij had geschaduwd
wij hadden geschaduwd
jullie hadden geschaduwd
zij hadden geschaduwd
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal schaduwen
jij zult schaduwen
hij zal schaduwen
wij zullen schaduwen
jullie zullen schaduwen
zij zullen schaduwen
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal geschaduwd hebben
jij zult geschaduwd hebben
hij zal geschaduwd hebben
wij zullen geschaduwd hebben
jullie zullen geschaduwd hebben
zij zullen geschaduwd hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou schaduwen
jij zou schaduwen
hij zou schaduwen
wij zouden schaduwen
jullie zouden schaduwen
zij zouden schaduwen
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou geschaduwd hebben
jij zou geschaduwd hebben
hij zou geschaduwd hebben
wij zouden geschaduwd hebben
jullie zouden geschaduwd hebben
zij zouden geschaduwd hebben
|
| Gebiedende wijs |
schaduw
|
| Aanvoegende wijs |
| schaduwe |
Nederlandse werkwoorden
Duitse werkwoorden
Engelse werkwoorden
Franse werkwoorden
Spaanse werkwoorden