Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: schaakspelen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
schaakgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik speel schaak
jij speelt schaak
hij speelt schaak
wij spelen schaak
jullie spelen schaak
zij spelen schaak

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik schaakspeel
dat jij schaakspeelt
dat hij schaakspeelt
dat wij schaakspelen
dat jullie schaakspelen
dat zij schaakspelen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb schaakgespeeld
jij hebt schaakgespeeld
hij heeft schaakgespeeld
wij hebben schaakgespeeld
jullie hebben schaakgespeeld
zij hebben schaakgespeeld

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik speelde schaak
jij speelde schaak
hij speelde schaak
wij speelden schaak
jullie speelden schaak
zij speelden schaak

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik schaakspeelde
dat jij schaakspeelde
dat hij schaakspeelde
dat wij schaakspeelden
dat jullie schaakspeelden
dat zij schaakspeelden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had schaakgespeeld
jij had schaakgespeeld
hij had schaakgespeeld
wij hadden schaakgespeeld
jullie hadden schaakgespeeld
zij hadden schaakgespeeld

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal schaakspelen
jij zult schaakspelen
hij zal schaakspelen
wij zullen schaakspelen
jullie zullen schaakspelen
zij zullen schaakspelen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal schaakgespeeld hebben
jij zult schaakgespeeld hebben
hij zal schaakgespeeld hebben
wij zullen schaakgespeeld hebben
jullie zullen schaakgespeeld hebben
zij zullen schaakgespeeld hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou schaakspelen
jij zou schaakspelen
hij zou schaakspelen
wij zouden schaakspelen
jullie zouden schaakspelen
zij zouden schaakspelen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou schaakgespeeld hebben
jij zou schaakgespeeld hebben
hij zou schaakgespeeld hebben
wij zouden schaakgespeeld hebben
jullie zouden schaakgespeeld hebben
zij zouden schaakgespeeld hebben

Gebiedende wijs
speel schaak

Aanvoegende wijs
schaakspele

Voorbeelden

  1. Ja, ik speel schaak.
    Yes. I do play chess.
  2. En ik speel schaak.
    And I 'm playing chess.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden