Voorbeelden

1. On scelle cette pièce.
   Laten we deze troep afsluiten.
2. Il scelle les fenêtres.
   Hij sluit de ramen af.
3. Votre mariage scelle ce destin.
   Dat je huwelijk zijn lot bezegelt.
4. Prends-le et scelle-le
   Verzegel en neem het
5. Remise en scelle, conduisant le rang.
   Terug in het zadel, het berijden van de range.
6. je vais sonder le joint qui scelle la boîte.
   Ik steek iets door de kit aan de buitenkant van de behuizing.
7. Scelle d' un baiser cet éternel contrat avec la mort.
   Een tijdloos koopje voor een boeiende dood.
8. Il est opportun que notre chasse scelle les avancées de notre partenariat.
   Het is dus alleen maar juist dat de jacht ons bondgenootschap bekrachtigt.
9. Oui, la gemme des ténèbres... scelle des démons qui erraient sur cette terre.
   ja, de donkere edelsteen bezegelt in demonen die eens het land teisterden.
10. La prochaine fois, menotte-le, scelle la pièce, et attends un mandat, ok?
    Volgende keer, sla hem in de boeien, Verzegel de kamer, En wacht op een bevel, oke?

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden

Duitse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Franse werkwoorden

Spaanse werkwoorden