NL: savoureren U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gesavoureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik savoureer jij savoureert hij savoureert wij savoureren jullie savoureren zij savoureren
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesavoureerd jij hebt gesavoureerd hij heeft gesavoureerd wij hebben gesavoureerd jullie hebben gesavoureerd zij hebben gesavoureerd
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik savoureerde jij savoureerde hij savoureerde wij savoureerden jullie savoureerden zij savoureerden
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesavoureerd jij had gesavoureerd hij had gesavoureerd wij hadden gesavoureerd jullie hadden gesavoureerd zij hadden gesavoureerd
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal savoureren jij zult savoureren hij zal savoureren wij zullen savoureren jullie zullen savoureren zij zullen savoureren
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesavoureerd hebben jij zult gesavoureerd hebben hij zal gesavoureerd hebben wij zullen gesavoureerd hebben jullie zullen gesavoureerd hebben zij zullen gesavoureerd hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou savoureren jij zou savoureren hij zou savoureren wij zouden savoureren jullie zouden savoureren zij zouden savoureren
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesavoureerd hebben jij zou gesavoureerd hebben hij zou gesavoureerd hebben wij zouden gesavoureerd hebben jullie zouden gesavoureerd hebben zij zouden gesavoureerd hebben
|
Gebiedende wijs |
savoureer
|
Aanvoegende wijs |
savourere |