NL: sandboarden U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
| Voltooid deelwoord |
gesandboard
|
| Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik sandboard jij sandboardt hij sandboardt wij sandboarden jullie sandboarden zij sandboarden
|
| Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gesandboard jij hebt gesandboard hij heeft gesandboard wij hebben gesandboard jullie hebben gesandboard zij hebben gesandboard
|
| Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik sandboardde jij sandboardde hij sandboardde wij sandboardden jullie sandboardden zij sandboardden
|
| Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gesandboard jij had gesandboard hij had gesandboard wij hadden gesandboard jullie hadden gesandboard zij hadden gesandboard
|
| Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal sandboarden jij zult sandboarden hij zal sandboarden wij zullen sandboarden jullie zullen sandboarden zij zullen sandboarden
|
| Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gesandboard hebben jij zult gesandboard hebben hij zal gesandboard hebben wij zullen gesandboard hebben jullie zullen gesandboard hebben zij zullen gesandboard hebben
|
| Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou sandboarden jij zou sandboarden hij zou sandboarden wij zouden sandboarden jullie zouden sandboarden zij zouden sandboarden
|
| Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gesandboard hebben jij zou gesandboard hebben hij zou gesandboard hebben wij zouden gesandboard hebben jullie zouden gesandboard hebben zij zouden gesandboard hebben
|
| Gebiedende wijs |
sandboard
|
| Aanvoegende wijs |
| sandboarde |