Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: samenvoegen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
samengevoegd

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik voeg samen
jij voegt samen
hij voegt samen
wij voegen samen
jullie voegen samen
zij voegen samen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenvoeg
dat jij samenvoegt
dat hij samenvoegt
dat wij samenvoegen
dat jullie samenvoegen
dat zij samenvoegen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb samengevoegd
jij hebt samengevoegd
hij heeft samengevoegd
wij hebben samengevoegd
jullie hebben samengevoegd
zij hebben samengevoegd

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik voegde samen
jij voegde samen
hij voegde samen
wij voegden samen
jullie voegden samen
zij voegden samen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenvoegde
dat jij samenvoegde
dat hij samenvoegde
dat wij samenvoegden
dat jullie samenvoegden
dat zij samenvoegden

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had samengevoegd
jij had samengevoegd
hij had samengevoegd
wij hadden samengevoegd
jullie hadden samengevoegd
zij hadden samengevoegd

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal samenvoegen
jij zult samenvoegen
hij zal samenvoegen
wij zullen samenvoegen
jullie zullen samenvoegen
zij zullen samenvoegen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal samengevoegd hebben
jij zult samengevoegd hebben
hij zal samengevoegd hebben
wij zullen samengevoegd hebben
jullie zullen samengevoegd hebben
zij zullen samengevoegd hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou samenvoegen
jij zou samenvoegen
hij zou samenvoegen
wij zouden samenvoegen
jullie zouden samenvoegen
zij zouden samenvoegen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou samengevoegd hebben
jij zou samengevoegd hebben
hij zou samengevoegd hebben
wij zouden samengevoegd hebben
jullie zouden samengevoegd hebben
zij zouden samengevoegd hebben

Gebiedende wijs
voeg samen

Aanvoegende wijs
samenvoege

Voorbeelden

  1. Samenvoegen. Opsplitsen.
    Consolidate, separate...
  2. Inhoud samenvoegen.
    Aggregating? Content.
  3. De rechtszaken samenvoegen.
    Aggregate the lawsuits.
  4. Laten we het samenvoegen.
    Let 's get it together.
  5. We zullen ze samenvoegen.
    We 'll shuffle it up.
  6. We moeten de weiden samenvoegen.
    We 'd merge the grazing.
  7. We moeten onze troepen samenvoegen.
    We need to consolidate our forces.
  8. Goed, laten we dat samenvoegen.
    Alright, let 's put that together.
  9. Laten we hem weer samenvoegen.
    Let 's put him back together.
  10. Ik denk dat ze zich samenvoegen.
    I think they 're collapsing in on each other.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden