Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: samenvallen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
samengevallen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik val samen
jij valt samen
hij valt samen
wij vallen samen
jullie vallen samen
zij vallen samen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenval
dat jij samenvalt
dat hij samenvalt
dat wij samenvallen
dat jullie samenvallen
dat zij samenvallen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb samengevallen
jij hebt samengevallen
hij heeft samengevallen
wij hebben samengevallen
jullie hebben samengevallen
zij hebben samengevallen

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik viel samen
jij viel samen
hij viel samen
wij vielen samen
jullie vielen samen
zij vielen samen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenviel
dat jij samenviel
dat hij samenviel
dat wij samenvielen
dat jullie samenvielen
dat zij samenvielen

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had samengevallen
jij had samengevallen
hij had samengevallen
wij hadden samengevallen
jullie hadden samengevallen
zij hadden samengevallen

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal samenvallen
jij zult samenvallen
hij zal samenvallen
wij zullen samenvallen
jullie zullen samenvallen
zij zullen samenvallen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal samengevallen hebben
jij zult samengevallen hebben
hij zal samengevallen hebben
wij zullen samengevallen hebben
jullie zullen samengevallen hebben
zij zullen samengevallen hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou samenvallen
jij zou samenvallen
hij zou samenvallen
wij zouden samenvallen
jullie zouden samenvallen
zij zouden samenvallen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou samengevallen hebben
jij zou samengevallen hebben
hij zou samengevallen hebben
wij zouden samengevallen hebben
jullie zouden samengevallen hebben
zij zouden samengevallen hebben

Gebiedende wijs
val samen

Aanvoegende wijs
samenvalle

Voorbeelden

  1. Val samen met mij... zodat we voor altijd samen kunnen zijn!
    Fall with me... so we can be together forever!
  2. Alleen moet het exact samenvallen met weer een verstoring.
    But it must be timed to coincide with another time distortion.
  3. Ik verwachtte dat m' n schaduw en ik zouden samenvallen.
    I expected my shadow and I would join together like drops of water.
  4. Als Pasen en Pinksteren samenvallen, hebben we allemaal een mooie kerst.
    If if and but was candy and nut, we all have a merry Christmas.
  5. Nee, er zijn vele variabelen en als die allemaal samenvallen, sterf je.
    No, there are a lot of variables... and when they all coincide, you die.
  6. Maar waarom volgen de wijfjes de maan om hun broedtijd te laten samenvallen?
    But why do the females use a cue from the moon to help synchronise their nesting?
  7. Ik zei dat als Pasen en Pinksteren samenvallen, we allemaal een mooie kerst hebben.
    If ifs and buts was candies and nuts, we 'd all have a merry Christmas.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden