Werkwoord vervoegen

Typ een werkwoord in één van de talen NL, DE, EN, ES of FR.

Vervoeg

NL: samenbrengen

U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.

Voltooid deelwoord
samengebracht

Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott)
ik breng samen
jij brengt samen
hij brengt samen
wij brengen samen
jullie brengen samen
zij brengen samen

Tegenwoordige tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenbreng
dat jij samenbrengt
dat hij samenbrengt
dat wij samenbrengen
dat jullie samenbrengen
dat zij samenbrengen

Voltooid tegenwoordige tijd (vtt)
ik heb samengebracht
jij hebt samengebracht
hij heeft samengebracht
wij hebben samengebracht
jullie hebben samengebracht
zij hebben samengebracht

Onvoltooid verleden tijd (ovt)
ik bracht samen
jij bracht samen
hij bracht samen
wij brachten samen
jullie brachten samen
zij brachten samen

Verleden tijd, bijzinsvolgorde
dat ik samenbracht
dat jij samenbracht
dat hij samenbracht
dat wij samenbrachten
dat jullie samenbrachten
dat zij samenbrachten

Voltooid verleden tijd (vvt)
ik had samengebracht
jij had samengebracht
hij had samengebracht
wij hadden samengebracht
jullie hadden samengebracht
zij hadden samengebracht

Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt)
ik zal samenbrengen
jij zult samenbrengen
hij zal samenbrengen
wij zullen samenbrengen
jullie zullen samenbrengen
zij zullen samenbrengen

Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt)
ik zal samengebracht hebben
jij zult samengebracht hebben
hij zal samengebracht hebben
wij zullen samengebracht hebben
jullie zullen samengebracht hebben
zij zullen samengebracht hebben

Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt)
ik zou samenbrengen
jij zou samenbrengen
hij zou samenbrengen
wij zouden samenbrengen
jullie zouden samenbrengen
zij zouden samenbrengen

Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt)
ik zou samengebracht hebben
jij zou samengebracht hebben
hij zou samengebracht hebben
wij zouden samengebracht hebben
jullie zouden samengebracht hebben
zij zouden samengebracht hebben

Gebiedende wijs
breng samen

Aanvoegende wijs
samenbrenge

Voorbeelden

  1. Flanken samenbrengen!
    Pull the flanks in!
  2. Wat deuntjes samenbrengen?
    Try matching some beats?
  3. De handen samenbrengen.
    Bring your hands together.
  4. De groep terug samenbrengen...
    Got the band back together...
  5. Je bleef ze samenbrengen.
    You kept pushing them together.
  6. Laten we jouw gemeenschap samenbrengen.
    Let 's bring your community together.
  7. Ik wilde jullie weer samenbrengen...
    I thought maybe I 'd get you two back together...
  8. Wat zou die twee samenbrengen?
    What was it? What would bring those two together?
  9. We moete ze alleen weer goed samenbrengen.
    We just have to put them back together
  10. Je weet wel, geld samenbrengen met kansen.
    You know, introducing money to opportunity.

Werkwoorden A tot (en met) Z

Nederlandse werkwoorden


Duitse werkwoorden


Engelse werkwoorden


Franse werkwoorden


Spaanse werkwoorden