NL: rusten U: Vervoeg zoals `jij`. Men, het, zij (enkelvoud): Vervoeg zoals `hij`.
|
Voltooid deelwoord |
gerust
|
Onvoltooid tegenwoordige tijd (ott) |
ik rust jij rust hij rust wij rusten jullie rusten zij rusten
|
Voltooid tegenwoordige tijd (vtt) |
ik heb gerust jij hebt gerust hij heeft gerust wij hebben gerust jullie hebben gerust zij hebben gerust
|
Onvoltooid verleden tijd (ovt) |
ik rustte jij rustte hij rustte wij rustten jullie rustten zij rustten
|
Voltooid verleden tijd (vvt) |
ik had gerust jij had gerust hij had gerust wij hadden gerust jullie hadden gerust zij hadden gerust
|
Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) |
ik zal rusten jij zult rusten hij zal rusten wij zullen rusten jullie zullen rusten zij zullen rusten
|
Voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt) |
ik zal gerust hebben jij zult gerust hebben hij zal gerust hebben wij zullen gerust hebben jullie zullen gerust hebben zij zullen gerust hebben
|
Onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) |
ik zou rusten jij zou rusten hij zou rusten wij zouden rusten jullie zouden rusten zij zouden rusten
|
Voltooid verleden toekomende tijd (vvtt) |
ik zou gerust hebben jij zou gerust hebben hij zou gerust hebben wij zouden gerust hebben jullie zouden gerust hebben zij zouden gerust hebben
|
Gebiedende wijs |
rust
|
Aanvoegende wijs |
ruste |